Welcome to The Village
18 t/m 20 juli 2014
Hoe lang kun je jezelf een dorp blijven noemen? Welcome to The Village trok tijdens de eerste editie afgelopen jaar nog 2.500 bezoekers, maar de tweede keer reizen maar liefst 6.000 bezoekers naar het tijdelijke festivaldorp in de Leeuwardense Groene Ster, dat meer dan honderd live-acts geprogrammeerd heeft staan. Een stad in wording, dus. The Daily Indie is aanwezig om op muzikaal gebied het kaf van het koren te scheiden.
tekst Jelmer Luimstra
foto's Gea Bruinsma
30-07-2014
Webpaper #06
Vrijdag
Het Groningse garagetrio traumahelikopter heeft de eer de centraal gelegen tent Grootegast op de vrijdag te openen. Waar de band een reputatie heeft van het naar beneden halen van de plafonds en het verzorgen van bierdouches, blijft het op Welcome to The Village aanvankelijk toch opmerkelijk rustig bij de Noord-Groningers. Het blikje bier dat zanger Mark Lada het publiek ingooit, krijgt dan ook geen rock-‘n-roll-bijval. Het zal het vroege tijdstip zijn; de meeste bezoekers staan nog in de rij voor de ingang. Maar naarmate het concert vordert en de garagerock ruigere vormen aanneemt, gebeurt het dan toch: Lada springt van het podium, beukt ruw tegen het publiek in de eerste rijen en rent dan de tent uit richting het grasveld.
Ze worden aangekondigd als een band die al sinds 2006 aan de weg timmert: Fanfarlo, een vijfkoppige folkgroep uit Londen. Begin dit jaar verscheen hun derde album 'Let’s Go Extinct', waarvoor popmagazine Q ze een 8 gaf. Probleem voor Fanfarlo op deze zonnige vrijdag is dat er waarschijnlijk ook maar acht mensen in de tent Grootegast zijn die de band kennen. Wij gokken op de spirituele, dansende hippievrouwen voorin de zaal. Waar het op neer komt is dat de muziek van de band aardig is, maar nergens zo goed wordt als die van mede-Londenaars Noah & the Whale of Mystery Jets. Reden? De viooltjes, het pianootje, de veel te lange baard van de bassist: het is allemaal nét wat te zoet. Teveel Of Monsters and Men, te weinig rock-‘n-roll.
Zaterdag
De bandleden van Beginners zijn alles behalve wat hun naam doet vermoeden; ze komen uit Scram C Baby, Johan en Claw Boys Claw en zijn door zangeres Susanne Linssen professioneel bij elkaar geharkt. Het resultaat is een mix van folk, indie rock en twee pop. Nu klinkt dat op papier best interessant, maar live in Grootegast is het vooral de eentonigheid van de songs die opvalt. Veel violen, weinig sterke nummers. Waar hun single I Need to Sleep op plaat overtuigt door de spannende elektronicaomlijsting, is er juist van die elektronica live weinig te merken. Ander puntje is de kledingstijl: veel te wijde broeken, t-shirts met lelijke opdrukken. Het staat in schril contrast met de coole leren jasjes die we kennen van Claw Boys Claw. Is het concert van Beginners dan een volledige tegenvaller? Niet helemaal, de viool-en-vocals-cover van Salt-n-Pepa’s Push It verrast iedereen en brengt tegen het einde toch nog de nodige afwisseling.
Waar in 2013 de vrij onbekende en overwegend matige bands We Were Promised Jetpacks, Beans & Fatback en Ewert and the Two Dragons het hoofdpodium Bontebok mochten afsluiten, kiest de organisatie in 2014 voor meer vuurwerk op het einde: Balthazar voor de vrijdag, De Staat op zaterdag en Band of Skulls op zondag. Aan de Belgen van Balthazar dus de eer om de eerste penalty te nemen. Mét succes: de rammelende gitaren, de Alex Turner’eske songs en de onheilspellende baslijnen maken indruk op het publiek. De mysterieuze verlichting voegt bovendien een welkome extra dimensie toe aan de intimiteit. Het is een vaker toegepast live-trucje van ze, maar wanneer ze met Blood Like Wine a capella afsluiten met onder meer de woorden “raise your glass to the nighttime”, wordt terecht een leger aan plastic bekers de lucht in geheven. Perfecte afsluiter.
Op Noorderslag maakte Daryll-Ann eerder dit jaar zijn rentree en dat had alles te maken met de promotie van de nieuwe boxset 'Daryll-Ann Again'. De vraag is: zit Nederland te wachten op Daryll-Ann, again? Zowel nineties survivers als jongeren hebben zich begeven naar de tent Grootegast, die voor de helft vol is (wat veel is voor WTTV-begrippen). Op zich een goede basis voor een concert, en Daryll-Ann opent dan ook krachtig, met veel ruimte voor gitaarvirtuoos Anne Soldaat. Maar toch: misschien is het het weer (“jammer dat het weer niet mee zit, maar het wordt gauw winter”, grapt zanger Jelle Paulusma nog), misschien is het de halfgevulde tent, maar de band lijkt er niet echt zin in te hebben. Muzikaal zakt het allemaal al snel wat in, totdat classic Surely Justice het publiek weer wakker schudt. Energie, hoge koortjes, interactie: dat wilden we méér horen. Het kleine hoogtepunt kan de rest van de show helaas niet redden, die neigt naar ‘vergane glorie’.
Indrukwekkender is de show die het Amsterdamse Bird on the Wire even later geeft in Grauwe Kat. Al was het alleen al vanwege het uiterlijk van het podium. Bird on the Wire treedt namelijk op in een joert: een klein, traditioneel Mongools tentje, niet ontworpen om een band in te laten spelen met 35 graden. Een hippe band welteverstaan, want Bird on the Wire blijkt gezien de lange rij voor de tent veel te populair om in een joert te spelen. Oftewel: ze zijn de Aziatische minitenten nu al ontgroeid. En geef de early adopters eens ongelijk. De dreampop (kán dat woord anno 2014 nog?) met fluistervocalen en vele echo’s doet denken aan Warpaint, waar de doffe drums en expres vals gespeelde baslijntjes er ook iets van de begindagen van PiL aan toevoegen. Onheilspellend, vervreemdend en origineler dan veel genregenoten. De live-ontdekking van Welcome to The Village.
Heel wat spannender is de show die De Staat als afsluiter van de zaterdag geeft op Bontebok. Maar dat is geen verrassing: speelt deze band ooit slecht? De experimentele rockgroep brengt alles wat je van ze kunt verwachten: harde gitaarstukken, eighties synthesizerpartijen, dan weer een dansbaar hi-hat-stukje, afgewisseld met raps die klinken alsof iemand in Texas ze voordraagt. Maar Torre Florim komt niet uit Texas, hij komt uit Nijmegen. En die Zuid-Nederlandse humor neemt hij dan ook mee naar Leeuwarden. Op een haast Hans Teeuwen-achtige wijze kondigt hij cover Talk Dirty van Jason Derulo aan: “ik vind het eigenlijk een kutnummer, maar omdat wij hem spelen is hij goed”. En zo is het ook. Het lijkt wel alsof alles wat De Staat aanraakt, verandert in goud. Het publiek krijgen ze volledig mee, en de veelzijdigheid van hun show maakt het tot het hoogtepunt van Welcome to The Village.
Zondag
Met het boeken van DZ Deathrays uit Australië is Welcome to The Village erin geslaagd een door Pitchfork opgehemelde rock-sensatie uit Australië binnen te halen. Op het dit jaar verschenen tweede album 'Black Rat' schreeuwt zanger Shane Parsons een stuk minder dan op debuut 'Bloodstreams'. Maar, zo vertrouwt hij The Daily Indie tijdens een interview voor dit optreden toe, live zal hier weinig van te merken zijn. In de tent Grootegast valt direct op dat Parsons iemand is die zich aan zijn woord houdt. In slechts 45 minuten trakteert de band de zaal op een orkaan van rock-‘n-roll. Snel gitaarwerk, heftige drums en vooral veel, heel veel geschreeuw. Live komt het allemaal best aardig uit de verf, maar wanneer Parsons zijn schreeuwstem omzet in zang levert juist dát de spannende, afwisselende momenten op.
Als je zestien jaar bent en rijk, dan is dat reden genoeg voor je vrienden om je te wantrouwen. Nee, zestien-jarigen moeten het met weinig geld doen. En ja, dan koop je Scapino-schoenen voor een euro. We’ve all been there. Zanger Niek Nellen van punkband Afterpartees beleeft dit financieel minder stabiele moment in zijn leven nu, en het levert hem song-technisch de nodige inspiratie op. Op het podium Ravenswoud brengt hij nummers over die beruchte schoenen, Red Bull en veel meer van dit soort ‘urgente’ thema’s. Toch is het resultaat minder banaal dan je zou denken. Waar vind je anno 2014 namelijk een band vol jeugdigen (een nieuwe drummer van 28 jaar daargelaten) die doodleuk Johnny Thunders coveren? En waar vind je zo’n prettig gestoorde idioot als Nellen? Iemand die live zijn tamboerijn in het water gooit, er achteraan springt, zijn hand volledig opensnijdt aan een rots en het bloed aan zijn gezicht afsmeert? Wie ons dat kan vertellen, mag met een andere suggestie komen voor leukste live-band van Nederland.
De zondag wordt op Bontebok afgesloten door het trio Band of Skulls uit Southampton. Het moet de grote klapper van het festival worden, want de band had in 2009 een reclamehitje met I Know What I Am, waarvan Welcome to The Village verwacht dat de meeste festivalgangers het wel kennen. Dat valt tegen. 2009 is alweer even geleden en het is opmerkelijk rustig bij het hoofdpodium, bij de duurste band van het festival. De seventiesrock van de Britse band valt live tegen: die vervalt al snel in eentonigheid. Russell Marsden is daarnaast als vocalist niet sterk genoeg om de kar te trekken. I Know What I Am speelt de band bovendien al op het begin, waardoor de rest van de show niet meer boven dit nummer uitstijgt. Totdat de band tegen het einde de nieuwe, spannende track Hoochie Coochie en cult-nummer Death by Diamonds and Pearls inzet. Het brengt de vaart weer wat terug in de show, maar de perfecte afsluiter: dat zijn ze niet.
Welcome to The Village heeft er een succesvolle editie opzitten. Zonder de hulp van grote partijen als Mojo, maar juist door samen te werken met lokale ondernemers, weet de organisatie een festival neer te zetten met een unieke sfeer. Ter illustratie: op de derde dag ging het gerucht dat de politie maar was vertrokken, omdat zich het hele festival nog geen enkel incident had voorgedaan. Sfeer en beleving zijn belangrijk voor het Leeuwardense festival, zoveel mag duidelijk zijn.
Om op lange termijn echter te overleven in het steeds groter wordende oerwoud van Nederlandse festivals, moet Welcome to The Village ervoor zorgen dat het muzikale programma ook sterker, veelzijdiger en vooral hipper wordt. Op dit moment kiezen de meeste festivalgangers er nog eerder voor om voor 80 euro een week te kamperen en te gaan zwemmen dan om bands te kijken. Hierdoor spelen veel groepen noodgedwongen voor drie knikkers en een hond. Als het festival in de toekomst in zou zetten op kleine, dus goedkope, hippe sensaties uit het buitenland (dus niet Fanfarlo, maar Ballet School of September Girls), zou het ook meer mensen kunnen trekken die voor het muzikale programma komen. Welcome to The Village ontwikkelt zich als belevingsfestival goed, maar kan muzikaal nog sterker worden.