top of page

Woods

/

With Light And With Love 

(Woodsist/Konkurrent)

20-05-2014

Webpaper #01

recensie  Mabel Zwaan

 

De fanatiekelingen van Woods hebben al een flink repertoire opgebouwd. Sinds 2005 hielpen zij elk jaar een nieuwe plaat de wereld in. Bij dit zevende pareltje hebben ze een jaar leeg gelaten en zichzelf voor de zoveelste keer opnieuw uitgevonden.

 

Om de plaat zit een simplistische albumcover gevouwen met een geschetst vogeltje, een geschetst kristalletje, een geschetste spiegel en een geschetste schedel. Deze uiteenlopende symbolen, waarvan de betekenis te raden valt, staan mooi symbool voor de veelzijdigheid van ‘With Light and With Love’.

 

Een krap maandje voor de release kwam de titelsong, een negen minuten durend nummer dat grotendeels bestaat uit psychedelische gitaren, uit. Deze maakte duidelijk dat de band wederom niet voor radiohitjes maar voor een ultieme luisterervaringen gaat. Op deze plaat is Woods, naast de gebruikelijke folk-sound, het 

popbospad ingeslagen. De band neemt ons mee op een boswandeling langs vele, afwisselende geluiden. De psychedelische sounds op de titelsong bijvoorbeeld: met percussie, een piano die klinkt alsof hij uit een ondergelopen kelder is gevist en de o zo bekende akoestische gitaar. Als een rode draad loopt hier de meer dan fijne hoge stem van zanger Jeremy Earl doorheen, uitgestoten door rondslingerende Lesliespeakers.

 

Met de zoveelste langspeler heeft Woods op het popbospad zeer begaanbare nummers gecreëerd met Leaves Like Glass, Moving To The Left en Full Moon. Samen met de rest van de plaat heeft de band een afwisselende en heerlijk voortkabbelende wegluisterplaat gemaakt. Een wegluisterplaat die je het beste in een hangmat met een Ice Tea kunt beluisteren terwijl je een boswandeling maakt in je hoofd.

 

Hoe de band zich ook heeft ontwikkeld, de muziek van Woods blijft puur natuur.

Amen Dunes

/

Love
(Sacred Bones/Konkurrent)

recensie  Ricardo Jupijn

 

De titel is prachtig eenvoudig en doeltreffend, de hoes is om te zoenen en de muziek is om nachtenlang bij weg te dromen. Het heeft even geduurd voor de opvolger van ‘Through Donkey Jaw’ af was, maar dat is ook wel begrijpelijk als je ‘Love’ luistert. Een diepe en intense plaat, waarop werd samengewerkt met leden van God Speed You! Black Emperor, Colin Stetson en Elias Bender Rønnenfelt van iceage.

 

De derde plaat van Damon McMahon, ook wel Amen Dunes, is angstig mooi. Als luisteraar ben je bijna bang om je er compleet in te verliezen. Alsof er iets heel erg fout zou kunnen gaan. Zo’n soort gevoel dat de allereerste luisterbeurt van The Velvet Underground ook geeft. Maar er is een moment dat je het weet: het komt goed. Je moet je er even overheen zetten, want pas vanaf dat moment gaat de mystieke en verborgen wereld voor je open.

 

En als je eenmaal door die poorten bent gekomen, wil je er nooit meer uit. Lead single Lonely Richard is daar een klinkend voorbeeld van. Met pieperige violen, doffe drums en een mesmerisende  

akoestische gitaar. Toen tweede single Lilac In Hand naar buiten kwam leek de tijd wel even stil te staan toen de play-knop in werd gedrukt. Een ongekende schoonheid van weelderige en lichte klanken, met een ongekend duistere ondertoon, drong het aangenaam geschrokken bewustzijn binnen. Starend naar de mysterieuze dame op de cover en de betoverende gitaarpartijen die zich stekelig mengen met de diabolische tonen uit de piano.

 

Overal gebeurt wel iets interessants op het album. Zo duwt opener White Child direct even het tempo en alle maten door elkaar heen, waardoor je meteen op scherp staat. McMahon haalt meer van dit soort streken uit, zoals op Sixteen, waar het rechter stereokanaal net een milliseconde later afgespeeld wordt dan het linkerkanaal. De zang duikt inmiddels van links naar rechts waardoor je hersenen helemaal troebel worden en je de weg een beetje kwijtraakt.

 

‘Love’ is een plaat om op je gemak de tijd voor te nemen. Met een goede koptelefoon, een leeg hoofd en een zacht glas whiskey. Meer heb je niet nodig voor een heerlijke avond.

recensie  Ricardo Jupijn

 

Chad VanGaalen

/

Shrink Dust

(Sub Pop/Konkurrent)

Chad VanGaalen zingt over zijn meest bizarre hersenspinsels alsof het de normaalste zaken op aarde zijn. Neem de eerste zin van zijn nieuwe album ‘Shrink Dust’: Cut off both my hands and threw them in the sand / Watch them swim away from me like a pair of bloody crabs. OK, bedankt Chad! De illustrator/Canadees/muzikant blijft ook de rest van de plaat lekker bezig. Want wij weten niet op wat voor wonderbaarlijke en soms creepy planeet VanGaalen leeft, maar het is er eentje die op zijn minst zeer merkwaardig en uitermate fascinerend moet zijn.

 

Waar zijn vorige platen al blinkende juweeltjes waren, kwamen ze toch niet helemaal lekker van de grond. Misschien ook wel vanwege het feit dat het vorige album ‘Diaper Island’ heet, niet iets waar je nou direct je vrienden gaat vertellen. Zeker niet als je ze wilt overtuigen van de prachtige klanken op dat ene nummer Shave My Pussy...

 

Afijn, wij kunnen alleen maar vertellen dat VanGaalen doet wat hij doet en dat hij dat verdomd goed doet. De songwriter noemt zijn nieuwe plaat zelf een country record, waarschijnlijk door het gebruik van een pedal steel, maar het wordt echt geen honky-tonk (of wat dan ook eigenlijk). De muzikant neemt ons mee op een muzikale reis en houdt de luisteraar gekluisterd in zijn stoel, wachtende op wat er nu elk nummer weer gaat gebeuren. Je weet het namelijk nooit met VanGaalen. Van trillende, psychedelische uitstapjes op Where Ae You, het Neil Young-achtige Weighted Sin tot en met Leaning On Bells waar VanGaalen in zijn muzikale dromen bezoek lijkt te hebben gehad van The Velvet Underground. De plaat klinkt als twaalf opeenvolgende koortsdromen, die beangstigend en beangstigend mooi klinken.

 

Maar op welk vlak CVG zich ook begeeft, hij is altijd volledig in controle. Hij is een onverdeelde allrounder die precies weet wat hij doet. Voor je het weet komt er ineens een bijna popperige kant naar boven op een nummer als Monster, dat gaat over de verandering van een man in een beest. Goed, er is genoeg moois te beleven, dat is in ieder geval wel duidelijk.

Young & Sick

/

Young & Sick

(Harvest Records)

recensie  Robbert van Kortenhof

 

De ene dag kent niemand je muziek, de andere dag sta je met je smoel voor de camera van de VPRO en diens 3voor12. Er valt niet onderuit te komen, en we schreven het zelf ook al in de vorige issue: Young & Sick is booming en legt het pad van succes met zevenmijlslaarzen af.

 

Dit deed hij voorheen door het anoniem uitbrengen van muziek op het internet, dat weinig gevolgen kende. Maar die tijden liggen sinds het begin van april achter ons; Nick van Hofwegen heeft zijn debuutalbum uitgebracht en draagt de naam Young & Sick zelf.

 

Het idee achter de band kent vele invloeden, zoals R&B, een beetje alternatieve rock en zelfs ingrediënten uit het oerwoud dat zich soulmuziek noemt. En met zoveel inspiratiebronnen, moet je je als soulpop-act kunnen onderscheiden; en dat doet Van Hofwegen maar zelden. Nummers als Ghost Of A Chance en Glass zijn sterke onderdelen van het album, die zowel overtuigen als charmeren. Maar tegenover deze nummers

staat het mindere deel van het geheel. De plaat is daarentegen op geen enkel moment minder dan ‘ontzettend gepolijst’, maar dat gegeven heeft niet altijd genoeg in huis om zich als volwaardig album overeind te houden.

 

Van Hofwegen zet anderzijds wel een prestatie van formaat neer met zijn stem en het gebruik daarvan. Hiermee weet hij de luisteraar al in de eerste minuten van het album voor zich te winnen. De zang spreekt daarmee zowel de doorgewinterde soulpop-kenner, als iemand die nieuw is voor dit specifieke genre aan. De nummers zelf zijn ook in overvloed gelaagd en experimenteel genoeg om er  vaker luistervoldoening uit te halen.

 

Er had winst gepakt kunnen worden op het feit dat het experimentele stopt bij de begeleiding en zang. De samples die we over de langspeler verspreid horen, zijn dan ook geluiden die vrij bekend klinken. Nergens wordt er een geluid gecreëerd waar men van verbaasd zal staan, of nog niet eerder in de nummers heeft gehoord.

 

The War On Drugs

/

Lost In The Dream

(Secretly Canadian)

Aan het einde van 2013 was daar plots het nummer Red Eyes. Een vijf minuten durend teken van terugkeer van The War On Drugs. Een korte introductie (voor wie het interview nog niet heeft gelezen deze issue): The War On Drugs is een band ontsproten uit het creatieve brein van multi-instrumentalist Adam Granduciel die toegankelijke psych/rock muziek maakt met sterke hints van americana. 

 

In 2011 verscheen het tweede album ‘Slave Ambient’ onder luid gejuich waardoor menig muziekliefhebber met hooggespannen verwachtingen uitkeek naar een eventuele opvolger. Na acht maanden durende opnamesessies is die langverwachte opvolger nu dan eindelijk hier onder de titel ‘Lost In The Dream’. Het album begint met het bijna negen minuten durende nummer Under The Pressure. Deze track wijst onmiddellijk naar de eerstvolgende afslag richting je dagdromen, want wederom zijn Granduciel en consorten er in geslaagd een heerlijke sfeer te creëren waarbij een uurtje kan worden weggedroomd.

 

Tweede nummer en single Red Eyes is misschien wel het meest toegankelijke stuk muziek dat de band voort heeft gebracht en tevens het nummer dat het meest tegen vorig album ‘Slave Ambient’ aanleunt. Later in het album diept de band zijn geluid meer uit dan ooit tevoren en voegt verrassende, nieuwe accenten toe aan de bekende bandreceptuur. ‘Lost In The Dream’ toont zich uitermate sterk met nummers als Eyes To The Wind, Burning en het epische An Ocean In Between The Waves. De echoënde gitaar en dito zang, de subtiele pianopartijtjes, de soundscapes en samples, de opbouw en vooral die langgerekte afbouw van nummers klinken als van alles, maar wanneer het wordt samengevoegd toch het meest als The War On Drugs.

 

De verwachtingen zijn niet alleen ingewisseld maar ruimschoots overtroffen met dit weergaloze album dat gemaakt is voor nachtelijke uurtjes op de snelweg. Een album om van voor tot achter te luisteren, zonder skippen. Een wereldplaat!

recensie  Rob Verkerk

 

tUnE-yArDs

/

nikki nack

(4AD)

De BBC schreef over het tweede album van tUnE-yArDs, ‘W H O K I L L’: ‘lo-fi meets hi-fi’. Met deze uitspraak kon de plaat als een van de meest controversiële en vreemdste eend in de bijt van 2011 worden genoteerd. En dat heeft van tUnE-yArDs gemerkt: met 100% uit lof bestaande recensies als bagage, ging het project van Merrill Garbus op festivaljacht. Live trok zij alle samples en tunes zo, geïmproviseerd, uit haar microfoon. Gevolg? Pers en critici die hun laptops opaten, want een act als die van Garbus was voorheen niet eerder gezien.

 

Nu ligt ‘nikki nack’ op de recensiestapel en laten we meteen met de deur in huis vallen: waar het tweede album een grandioze verbetering was op het debuut, doet het derde album dat niet. Het is een verlengstuk van een prestigieus stukje experimentele popmuziek. Het is verfijnd, pakkend en, niet geheel onbelangrijk, erg sterk, maar niets wat we niet op diens voorganger hebben gehoord. De nadruk ligt op de wat gedrufdere instrumentale samples en zo heeft Garbus ook het traditionele ‘zingen’ achter zich gelaten. ‘nikki nack’ is schreeuwen, equalizen en tegen het gevoel in drummen alsof het Garbus’ laatste album is.

 

Met muzikale hoogtepunten als Hey Life, Wait for a Minute en Real Thing heeft het album desondanks genoeg in huis om de eeuwige festivalvelden af te gaan. Daarnaast kent het meer pit, variatie en charisma als al haar eerdere werk: toch een geweldige toevoeging aan het repertoire.

Robbert van Kortenhof

together PANGEA

/

Badillac

(Harvest Records)

De Californische garagerockers van together PANGEA zijn weer bezig: verandering van bandnaam, een uitgebreide wereldtour en de band wordt massaal geboekt voor alle zomerfestivals. Na enkel wat singles uitgebracht te hebben, heeft het trio drie jaar na hun tweede plaat ‘Living Dummy’ weer een album op hun naam: ‘Badillac’. 

 

Alive is het eerste nummer van de plaat, en kickt er gelijk lekker in. Een ruige, duistere ondertoon wordt gezet voor de rest van het album. De vocalen van zanger en gitarist William Keegan worden ietwat zeurderig overgebracht, maar de snelle en poppy gitaarriffjes brengen de boel weer in evenwicht.

 

Gedurende single Badillac en het lome Why wordt het geheel gelijk weer over een compleet andere boeg gegooid en gaan we van een wild bierfeest naar een relaxed stranddagje. Of dat erg is? Totaal niet. De band weet namelijk als de beste hoe een afwisselende plaat precies in elkaar moet zitten en houdt overduidelijk niet van genres: ‘Badillac’ gaat van van lo-fi garagepop naar gruizige, opzwepende skatepunk.

 

Tekstueel gezien is ‘Badillac’ zeker geen uitschieter. Maar toch heeft elk nummer van together PANGEA een aanstekelijke factor en, zeker met een paar biertjes op, kan het niet anders dat het trio eindelijk haar naam internationaal gaat vestigen dit jaar.
Jente Lammerts

 

 

 

 

Thee Oh Sees

/

Drop

(Castle Face/Konkurrent)

Liefhebbers van steengoede garage schrokken zich een hoedje, toen Thee Oh Sees een paar maanden geleden aankondigde om ‘tijdelijk tot misschien wel voorgoed’ on a break te gaan. Onverwacht, zeker niet na het sterke ‘Floating Coffin’ uit 2013. Er blijkt gelukkig niks van een break terecht te komen, want op het nieuwe album ‘Drop’ klappen de psych-goeroes van Thee Oh Sees er weer als vanouds vol op. 

 

De dans wordt geopend door het freaky pareltje en eerste single Penetrating Eye. Een geflipte opener met een energie-level van 38.000, dit kan niet meer misgaan! Want dan, nummer twee Encrypted Bounce, daar zijn we weer! De hoge, zo fuckin’ lekker typerende hoge samenzang die je hele onderbuik laat gloeien. Met haast Sonic Youth-achtige gitaarklanken aan de ene kant, wiebelende baspartijen en de solo-gitaar die op zijn Dwyeriaans overal heerlijk doorheen aan het friemelen is, bouwt het nummer naar een minutenlange durende climax, waarin Mikal Cronin nog een deuntje meespeelt op altsaxofoon. Dwyer flikt het altijd om het uiterste in zijn luisteraar omhoog te halen en hem compleet aan de speakers gekluisterd te houden. Zo ook door de rest van het album.

 

Het zit er allemaal in. Via de razende madness van Drop naar het groovy en catchy Camera (Queer Sound) tot en met afsluiter The Lens, waar Dwyer in de fluweelzachte psychedelische jaren van de jaren zestig duikt. Dwyer heeft een rond, inventief en zeer kleurrijk album geschreven waar weer een hoop op te ontdekken valt. 

Ricardo Jupijn

 

 

bottom of page